Het nieuwe burgeren in de lokale democratie

Hoe kunnen steden en gemeenten burgerinitiatieven laten bloeien?

Burgers bewegen

Burgers zijn duidelijk in beweging. Ze zijn tot veel bereid én ze doen van alles in de tussenruimte tussen overheid en leefwereld. Lokale burgerinitiatieven schieten dan ook als paddenstoelen uit de grond. Er wordt ‘gehandeld’ om een probleem of uitdaging aan te pakken. Om het samenleven lokaal richting te geven. Er spelen zich zoekprocessen af, waarin burgers het initiatief en het eigenaarschap opnemen. Burgers organiseren zich als waren ze ‘maatschappelijk ondernemers’ op eigen kracht en naar eigen inzicht om kwesties aan te pakken die hen aanbelangen.

We kunnen dan ook met recht en reden spreken over ‘het nieuwe burgeren’. Burgerschap is niet langer enkel een status, burgeren is een werkwoord, verbonden met actie en eigenaarschap. Het is ‘doen’ om goed samen te leven. Zo brengen burgers dynamiek in de democratie, ze maken die levendig en brengen die in actie. Democratie veranderen ze: de democratie vandaag kan niet hetzelfde zijn als de democratie van gisteren. Die lokale dynamiek tekent een democratie in transitie: de democratie vandaag kan niet hetzelfde zijn als de democratie van gisteren.

Jammer genoeg vinden die burgerinitiatieven in het lokale bestuur niet altijd de grootste supporter of de juiste partner. Niet alle lokale besturen zijn goed toegerust om een gezonde voedingsbodem voor burgerinitiatieven te creëren. Nochtans is er heel vaak goodwill bij lokale besturen en hun administraties. Gemeenten zijn zich bewust van de veranderingen die zich aandienen en zoeken naar hoe ze zich kunnen opstellen in dat voor hen nog maar weinig ontgonnen veld.

Reden genoeg om na te denken over wat een lokaal bestuur kan doen om burgerinitiatieven te laten bloeien en zo de lokale democratie te versterken.

Naar een sterke tussenruimte

De samenleving ‘overkomt’ ons niet, we ‘maken’ ze. Elke samenleving krijgt vorm en richting in de keuzes die gemaakt worden. Die keuzes moeten worden gevoed en gedragen door burgers. Dat is tenminste de reden waarom we de democratie hebben uitgevonden. In een democratie duiden mensen bij verkiezing hun vertegenwoordigers aan, die in hun naam ‘het goede samenleven’ vanuit een algemeen belang moeten organiseren.

In een klassieke opvatting zit de overheid aan het stuur van de samenleving. Ze is gelegitimeerd door weerkerende verkiezingen die de kaarten van de macht telkens opnieuw schudden. Sommigen menen dat met die verkiezingen een definitief mandaat wordt geschonken. Ze beroepen zich dan op ‘het primaat van de politiek’.

De werkelijkheid is echter weerbarstiger. In de ruimte tussen de leefwereld van burgers en het lokale bestuur ligt een maatschappelijk veld van interacties, relaties, netwerken en min of meer formele organisaties. Die tussenruimte is niet scherp afgebakend en valt niet scherp te definiëren. In die overgangszone tussen leefwereld en overheid ontwikkelen zich allerlei activiteiten en relaties op een continuüm van informeel en organisch, naar formeel en structureel. Relaties en netwerken ontwikkelen zich en vermengen zich. Er wordt informatie uitgewisseld, invloed aangewend. Mensen verenigen zich en organiseren zich om dingen gedaan te krijgen, met of zonder de steun van de overheid.

De interacties in die tussenruimte hebben invloed. Ze geven de keuzes over de organisatie van de samenleving mee vorm. De tussenruimte is het levendige weefsel waarop de lokale democratie zich ent. Daar ligt de ruimte voor het echte burgerinitiatief, in de brede zin van het woord. Mensen kunnen er van alles ondernemen in functie van wat ze zelf belangrijk vinden. Het eigenaarschap ligt er in hun handen.

Burgerinitiatieven stellen zich vaak assertief en autonoom op. Zij steken niet zomaar de hand uit voor hulp of ondersteuning. Ze zijn als ‘maatschappelijke ondernemingen’ op zichzelf aangewezen: ze organiseren zich met eigen middelen, ze ontwikkelen eigen netwerken en partnerschappen. Ze doen dat met wie voor hen interessant is, en dat is lang niet altijd de overheid. Zo ontstaat een ruimte voor burgers waar ze thema’s op de maatschappelijke agenda zetten, geformuleerd vanuit hun eigen perspectief en gericht op hun eigen welbepaalde ambitie. Daarmee nemen ze het voortouw in het publieke debat, vaak door heel concreet de hand aan de ploeg te slaan en al doende aan oplossingen te werken. Politisering in actie.

Daarmee wordt ook de tussenruimte uitgedaagd: de klassieke kanalen om vanuit besturen de interacties te organiseren (en te controleren?) en initiatieven te ondersteunen passen niet langer bij de nieuwe dynamieken. De vraag is nu wat gemeentebesturen wél kunnen doen om burgerinitiatieven te laten bloeien.

“Het boeiende aan de lokale democratie is dat ze voortdurend in verandering en ontwikkeling is. Een democratisch systeem is dynamisch en nooit ‘af’.”

Een bezinning over drie kwesties

Wanneer een lokaal bestuur sterker wil inzetten op een tussenruimte waarin burgerinitiatieven kunnen gedijen, zijn drie kwesties een overweging en debat waard. Drie kwesties die kunnen leiden tot meer bewuste keuzes en een meer gerichte aanpak. Kwesties waarvoor elk lokaal bestuur pragmatische oplossingen en praktische tools moet weten te vinden.

Kwestie 1: zorgvuldig verbinding maken

De tussenruimte is een veld van interacties: tussen burgers onderling, tussen organisaties onderling, en tussen burgers en hun organisaties enerzijds en de gemeentebesturen anderzijds. Interacties die maar kunnen gebeuren waar er relaties zijn. Als een lokaal bestuur wil bijdragen aan de bloei van burgerinitiatieven in die tussenruimte, moet het zorgvuldig verbinding maken met een heel diverse en losse verzameling lokale spelers.

Vaak zijn bestaande participatiearrangementen (adviesraden, hoorzittingen …) vooral instrumenten gericht op tell and sell: een manier om rond beslist beleid een zeker draagvlak te creëren. In de toekomst zullen nieuwe relatievormen zich moeten ontwikkelen die gericht zijn op ‘samenwerking’ en wederzijds respect voor elkaars rol en initiatief. Dat veronderstelt dat de ene niet de uitvoerder is van het beleid of de ambitie van de ander, maar dat er vertrokken wordt van een wit blad of vanuit een gedeelde ambitie. Dat alles vergt van een gemeentebestuur (politici én ambtenaren) een aanpak gestoeld op een grondhouding van vertrouwen, erkenning en bemoediging.

Vandaar enkele aanbevelingen voor lokale besturen:

  • Wees nieuwsgierig. Merk op. Heb oog voor de randen van het gezichtsveld en onderzoek wat daar gebeurt. Zie niet alleen wat binnen het beleid past, maar ook wat burgers zelf ondernemen. Onderzoek in alle ernst en met open geest de mogelijkheden ervan. Sluit niets van tevoren uit.
  • Moedig experiment aan. En tegelijk: maak mogelijk dat experimenten met de grootst mogelijk zorg voor kwaliteit kunnen worden aangepakt. Weet dat dingen kunnen mislukken. Laat dat geen barrière zijn: maak mislukkingen leerzaam. Stimuleer de communicatie erover.
  • Erken de mensen en de initiatieven. Ga in dialoog en blijf in die dialoog dicht bij wat de burgers zelf willen ondernemen. Wees op je hoede voor reframing vanuit het eigen perspectief.
  • Laat het eigenaarschap daar waar het hoort. Bij de ondernemende burgers zelf. Versterk het zelfs. Eigen je als bestuur de initiatieven niet toe – niet in de ontwikkeling ervan, maar ook niet in de communicatie erover. Stel je bescheiden op en gun de ander het rechtmatige aandeel in het succes.
  • Maak duidelijk dat je open staat. Zorg voor duidelijke aanspreekpunten. Zorg dat burgers weten met wie ze kunnen praten, langs waar ze besturen kunnen aanspreken of betrekken.
  • Wees behoedzaam bij een coalitiewissel. Let op met te sterke breuken in de relaties met burgers. Zoek naar een zekere continuïteit. Voel je verantwoordelijk voor een betrouwbaar en langdurig partnerschap.

Een speciale plek in de relatie tussen bestuur en tussenruimte kan worden weggelegd voor de ‘pivoterende ambtenaar’. We kennen het beeld van de pivoterende basketbalspeler die om een voetfout te vermijden met de bal in de hand één voet zoveel mag verplaatsen als hij wil, zolang hij de andere maar ter plekke laat staan. Zo kan hij de bal in alle richtingen doorspelen en een blik houden op de volle breedte van het speelveld.

Dat is exact wat gemeentebesturen kunnen doen: één of enkele ambtenaren laten ‘pivoteren’. Eén voet binnen de administratie, dicht bij de bestuurders. En de andere voet vrij bewegend al naargelang de relaties en initiatieven zich ontwikkelen in de tussenruimte. Een pivoterende ambtenaar kan vanuit zijn vele contacten in de tussenruimte in dialoog gaan met de interne diensten van een gemeente om te onderhandelen, te bemiddelen, dingen gedaan te krijgen in functie van wat burgers nodig hebben. Hij kan een belangrijke brugfiguur zijn naar de bestuurders die beleidsbeslissingen moeten nemen: verduidelijken, achtergrond geven, perspectieven bieden. Zo wordt het sociaal kapitaal dat in een gemeenschap aanwezig is, gemobiliseerd.

“Burgerschap is niet langer enkel een status, burgeren is een werkwoord, verbonden met actie en eigenaarschap.”
Kwestie 2: de dynamiek ‘van doen’ versterken

Typisch voor de nieuwste generatie burgerinitiatieven is dat ze vaak letterlijk iets ‘doen’: concreet en tastbaar. Van de buurt-barbecue tot de samen-tuin. Van de kinderopvang tot het oprichten van een energiecoöperatief. Van de autodeelgroep tot de organisatie van cultuurevenementen. Burgers wachten niet tot de overheid het kader schept: ze ondernemen, steken de handen uit de mouwen om te realiseren wat ze belangrijk vinden. Zo wordt snel ontdekt wat wel en niet werkt. Zo wordt snel geleerd hoe dingen kunnen verbeteren en groeien. Het komt er dus op aan om die dynamiek ‘van doen’ te ondersteunen en te versterken. Om condities te scheppen die zo weinig mogelijk belemmeringen opwerpen tussen bedenken en doen. Kort op de bal.

Ook hier zijn enkele aanbevelingen voor een lokaal bestuur:

  • Zorg voor vruchtbare bodems voor creativiteit en connecties. Zorg dat mensen met ideeën elkaar snel kunnen vinden, dat ze elkaar kunnen inspireren of samenwerken. Zorg dat niet-evidente partners elkaar kunnen tegenkomen zodat onverwachte verbindingen kunnen ontstaan.
  • Bied ondersteuning die de kwaliteit van de initiatieven van burgers versterkt, met respect voor hun eigenaarschap.
  • Speel mee in de netwerken rond kwesties die burgers echt bezighouden, vertrek niet altijd van de eigen agenda.
  • Schep ‘korte ketens’ van handelen. Zorg ervoor dat mensen snel antwoord krijgen op hun vragen, snel toestemming krijgen waar nodig, snel weten wie ze waarvoor kunnen aanspreken zodat de tijd tussen bedenken en doen kort is.
  • Onderzoek welke ondersteuning nodig kan zijn. Faciliteer die. Ga na of meestappen in een netwerk rond een gedeelde ambitie een meerwaarde kan zijn voor alle betrokkenen.
  • Diversifieer bronnen voor middelen en inkomsten. Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit financiële middelen. Materiaal beschikbaar stellen, deskundig advies geven, verbindingen met mogelijke sponsors ontsluiten, werkruimtes of fysieke en publieke ruimte voorzien. Ook dat zijn ondersteuningsbronnen.
Kwestie 3: samen de tussenruimte beheren

De tussenruimte is een gedeelde ruimte. Ze is van niemand en ze is van iedereen. Het ligt niet vast wie of wat de controle heeft over wat er gebeurt in die tussenruimte of hoe die tussenruimte precies gedeeld en georganiseerd moet worden. Doorheen de recente geschiedenis onderscheiden we op twee niveaus dynamieken.

Het gaat hier dus om de vraag voor welke kwesties lokale besturen zelf de regie willen en kunnen opnemen en op welke gebieden ze een ondersteunende rol willen spelen tegenover initiatieven van burgers. Omdat de samenleving voortdurend verandert en daarmee ook de behoeften van burgers en gemeenschap, kan het antwoord op die vraag niet voor eens en voor altijd vastgelegd worden. Daardoor zijn lokale besturen gevat in een steeds terugkerend kerntakendebat: welke taken kan en wil het lokale bestuur opnemen in relatie tot de actuele noden van burgers en gemeenschap? En dus ook: welke taken en kwesties laat ze in handen van burgers en hun organisaties?

Een gezonde complementariteit tussen bestuur en burgersamenleving moet daarbij de leidraad vormen. Het samenleven is een gedeelde verantwoordelijkheid. Duidelijkheid scheppen over hoe die het best wordt opgenomen brengt helderheid in de relaties tussen burgers en hun besturen. En vooral: het verheldert ook de ruimte voor burgerinitiatieven.

Dit is wat een lokaal bestuur kan doen:

  • Voer het kerntakendebat concreet en in relatie tot de realiteit van bestaande gemeenschappen. Vat dat op als een politiek debat in zijn volle betekenis: met name een debat dat ook gevoerd wordt met en binnen de ruime gemeenschap.
  • Onderzoek hoe het lokale bestuur taken kan waarderen die burgers op zich nemen die buiten de werking van het lokale bestuur vallen. Maak werk van die waardering.
  • Onderzoek hoe burgers een rol kunnen spelen in het waarnemen van taken die niet langer kunnen worden opgenomen door lokale besturen. Ondersteun de overgang.

De tweede dynamiek heeft te maken met hoe interacties tussen burgers en bestuur worden georganiseerd en gestructureerd. In de voorbije decennia is een deel van de tussenruimte gevat in structuren, regels en instrumenten vanuit de ambitie om de lokale representatiedemocratie te versterken. Denk aan adviesraden, hoorzittingen, vertegenwoordigingen in bestuursorganen van gemeentelijke voorzieningen. Een deel van de tussenruimte valt dus in zekere zin onder de invloed of controle van de besturen zelf. Het bestuur bepaalt er de regels, de grenzen en de mogelijkheden. Die tussenruimte is in minder of meerdere mate geformaliseerd en in gereglementeerde of meer experimentele participatiearrangementen gevat.

De vaststelling is dat heel wat burgerinitiatieven niet passen binnen de bestaande participatiearrangementen in de tussenruimte. Ze hebben bijvoorbeeld een organisatievorm die niet past in de adviesraden omdat die vaak toegesneden zijn op het meer klassieke verenigingsleven. Of ze passen niet in de bestaande subsidiereglementen. Vandaar dat ze moeten rekenen op eerder informele kanalen om de relatie met lokale besturen vorm te geven: ambtenaren of politici persoonlijk aanspreken, beroep doen op bestaande verenigingen of organisaties om toegang te krijgen tot het bestuur.

Bovendien overheerst een algemeen gevoel dat een aantal ‘oude modellen’ – zoals de adviesraden – uitgewoond zijn. Adviesraden zoeken vaak manieren om dynamiek en betrokkenheid te realiseren, zodat ze echt voluit een rol kunnen spelen in het gemeentelijk beleid. Er gaan dan ook stemmen op om dat landschap ernstig te hertekenen, zo niet gewoon als iets van het verleden te beschouwen.

Bij die hertekening zijn de volgende aanbevelingen van belang:

  • Zorg dat de meervoudigheid van initiatieven die burgers nemen bij de hertekening van de dynamische tussenruimte weerspiegeld wordt in een meervoudigheid van participatiearrangementen.
  • Laat uit alle arrangementen consequent dezelfde boodschap spreken: lokale besturen nemen hun burgers ernstig, zetten in op echte betrokkenheid en vertrouwen hun burgers als partners. Het gaat niet op om langs de ene kant burgers via hippe projectoproepen en burgerpanels te ondersteunen bij wat ze willen realiseren om dan langs de andere kant elke aanbeveling van een adviesraad naast zich neer te leggen of bij het realiseren van eigen projecten de dialoog met burgers te beperken tot een ‘verkooppraatje’.

“De toekomst van de democratie speelt zich vlak onder onze neus af, waar onze leefwereld weerbarstig en eigenzinnig reageert op de vele uitdagingen waar onze samenleving mee te maken heeft.”

De lokale democratie staat nooit stil

Het boeiende aan de lokale democratie is dat ze voortdurend in verandering en ontwikkeling is. Een democratisch systeem is dynamisch en nooit ‘af’: het ontwikkelt zich continu als antwoord op wisselende maatschappelijke uitdagingen. Nieuwe verschijningsvormen van democratie en participatie tonen zich eerst op het lokale vlak. Daar waar burgers van onderuit nieuwe democratische verhoudingen ontwikkelen. Dat was zo in het verleden en dat is ook nu weer het geval.

De toekomst van de democratie moeten we niet ver aan de einder zoeken als een nieuw te bedenken concept. De toekomst van de democratie speelt zich vlak onder onze neus af, waar onze leefwereld weerbarstig en eigenzinnig reageert op de vele uitdagingen waar onze samenleving mee te maken heeft. Die toekomst dringt zich op, barst langs de kieren in het gestolde systeem naar buiten. En dus kan een bestuur dat zichzelf en de democratie ernstig neemt, niet anders dan telkens opnieuw een antwoord bieden op de democratische uitdagingen die zich lokaal stellen. En we weten nu al dat met elk antwoord nieuwe uitdagingen zullen verschijnen. Mooi toch?