“Als ouders hun stem laten horen, heeft dat meer impact”

Joachim, papa van twee zoontjes, en Noëmie, mama van een dochtertje en zoontje, vormen samen met een groep ouders het Crisiskabinet Kinderopvang. Hij zat verschillende woensdagen met een kind op de schoot in de publiekstribune van het Vlaams Parlement. Haar tekening van een kinderbegeleidster die bedolven wordt onder een ‘berg’ van 9 kindjes vat de kern van het probleem met de kindratio in de opvang goed samen. Tijd voor een gesprek over hoe de vele individuele verhalen van ouders en begeleiders die bezorgd zijn over de opvang van kinderen, op een groter maatschappelijk vraagstuk wijzen.

Noëmie Willemen is onderzoekster, illustratrice en blogster. Ze werkt als historica aan de École de Sexologie et Sciences de la Famille (UCLouvain) en doet onderzoek naar de cultuur en wetenschap rond geboortes in de 20ste eeuw. Daarnaast deelt ze haar tekeningen op Instagram als @lecoeuramareebasse, en maakte ze illustraties voor verschillende boeken zoals Het huis met de gele deur en de reeks over Wilma Wonder.

Joachim Boderé werkt bij het Agentschap Justitie en Handhaving rond de aanpak van intrafamiliaal geweld. Daarvoor was hij 11 jaar aan de slag bij de Federale Politie, onder andere voor de uitbouw van het Oost-Vlaamse zorgcentrum na seksueel geweld. In een verder verleden mobiliseerde hij voor de Climate Express Belgen om deel te nemen aan de klimaatbetogingen en organiseerde hij fietstochten naar de klimaattoppen in Parijs (2015) en Bonn (2017). Op dit moment is hij voorzitter beweging bij Vooruit Gent.

Het ontstaan van het Crisiskabinet Kinderopvang

In maart 2020 komt de kinderopvangsector op straat. Met een duidelijk signaal: we zitten op ons tandvlees. Systematische onderfinanciering. Lage verloning voor begeleiders met weinig opleiding. Te veel kinderen per begeleider sinds de verhoging van de kindratio (het aantal kinderen dat per begeleider wordt toegelaten), namelijk 9 in 2014. Weinig middelen voor pedagogische en logistieke ondersteuning.

Twee dagen later gaat het land in lockdown. Iedereen zit thuis, behalve de mensen met een essentieel beroep. En hun kinderen. Zij blijven naar de kinderopvang gaan. Toch krijgen hun verzorgers weinig aandacht, ze komen zelden aan bod in de persconferenties en krijgen geen voorrang bij vaccinaties, terwijl ze al die tijd blijven werken en zorgen. Wat voordien al niet recht zat in de sector, groeit nog schever tijdens de covidpandemie. Begeleiders vallen uit, crèches sluiten of schakelen over op minimale dienstverlening. De druk op de sector breidt zich ook uit naar de ouders.

‘In 2021 was mijn crèche ongeveer 120 dagen open met beperkte openingsuren tussen 8 uur en 17 uur. Hoe combineer je dat met een voltijdse job? Dat lukt een paar dagen, maar geen drie maanden aan een stuk. Dan werk je geen enkele volledige werkdag. Bovendien mocht mijn kind – een ‘coronakind’ – niet komen van zodra hij meer dan 38 graden temperatuur had. Hij is op een maand tijd zeven dagen naar de crèche geweest, de andere dagen moest hij thuisblijven door een iets hogere lichaamstemperatuur. Dan waren er nog sluitingsdagen door de verminderde dienstverlening, en de sluitingsdagen omdat er tout court niemand was. We spreken dus over bijna 60 sluitingsdagen op een jaar waarop mijn kind niet kon gaan. Maar wie heeft er zoveel verlof? Het systeem stuikte alsmaar meer in elkaar’, vertelt Joachim.

In het voorjaar van 2022 sterft een kindje in opvang ’t Sloeberhuisje. De publieke verontwaardiging is erg groot. Minister van Welzijn Wouter Beke neemt ontslag. De crèche in crisis biedt geen veilig opvang en bovendien is er weinig tot geen controle op die veiligheid. Er komt een onderzoekscommissie – die zich focust op het veiligheidsvraagstuk – en een parlementaire commissie – die zich bezighoudt met de personeelstekorten en kindratio. Pedagogen en vooral Brusselse kinderopvangaanbieders verenigen zich in de actiegroep De Eerste 1000 Dagen om het belang van structurele maatregelen te benadrukken. Maar net die vraag lijkt in de Septemberverklaring van 2022 nog steeds niet gehoord wanneer de extra investeringen vooral gaan naar de uitbreiding van de inspectie en het toezicht.

Dat lijkt een kantelpunt voor een groep ouders. Vanuit hun persoonlijke betrokkenheid en verontwaardiging volgen ze het thema. Ze zijn uitgeput, gefrustreerd en boos. Steeds meer mensen delen hun verhaal op sociale media, op televisie en in kranten. Het is tijd voor actie. Vanuit verschillende windrichtingen vinden ze elkaar en komen ze samen. Het is de start van het Crisiskabinet Kinderopvang.

28 weken lang trekt een groep geëngageerde ouders met hun kinderen elke woensdag naar het Vlaams Parlement en zitten ze tijdens de plenaire zitting op de publiekstribune. Het is hun manier om de crisis in de sector te symboliseren aan de politici. Ze wandelen ook mee in betogingen van de zorgsector en trekken ouders en lokale kinderopvangen mee met poster- en brievenacties. Ze hameren op structurele oplossingen voor de opvangcrisis want – zo klinkt hun baseline – ‘9 is te veel’.

Noëmie: Het Crisiskabinet Kinderopvang heeft zich altijd ingezet om de kinderopvangcrisis breder te bekijken en om te tonen dat een grote groep wordt geraakt. De sector kwam al jaren op straat, maar op beleidsniveau bleef het stil. Tenzij ouders hun stem verheffen. Dat heeft blijkbaar meer impact, dan als enkel de aanbieders dat doen. Daarom hebben we veel getuigenissen verzameld, in het Vlaams Parlement is er immers geen enkele partij die zich niet als een gezinspartij profileert. De grote vraag was vooral: hoe breng je zo’n verhaal zonder dat te reduceren tot je eigen groep en tot de demografie van de ouders die daar zitten, namelijk witte hooggeschoolde tweeverdieners. We hadden vrij snel contact met middenveldspelers en experten, dus we toetsen onze communicatie ook met hen af.

Joachim: Ik ben zeker geen expert in de inhoudelijke en technische materie, maar ik ben wel de expert in mijn eigen situatie en in de crisis in de praktijk. Mijn zoontje zat in de grootste crèche van Gent, om de zes dagen sloot daar een leefgroep. Telkens op andere willekeurige dagen. En dat gebeurde niet alleen in Gent, ook in Antwerpen, Brussel … Meer dan genoeg voorbeelden toonden hoe de sector in elkaar stuikte en hoe veel ouders getroffen werden.

Noëmie: Het is schipperen: je wil geen gitzwart beeld ophangen van de sector die uiteindelijk wel doordoet met de riemen die ze heeft. We willen ook op geen enkele manier suggereren dat het onveilig is in crèches van Vlaanderen. Ik geloof dat er ongeveer rond 4% van de crèches een dossier wordt opgesteld; en natuurlijk moeten we de gesprekken over gewonde en zelfs gestorven kindjes voeren. Alleen zie je dat in de crèches waar het goed gaat meer en meer medewerkers daar ook een prijs betalen. Weet je hoeveel begeleiders er al zijn uitgevallen met een burn-out?

Noëmie Willemen

Om onze demografie te bereiken, is Instagram het gemakkelijkste medium.

Joachim: Mijn eerste kind heeft ongeveer 4 à 5 begeleiders gehad, mijn tweede zal zo’n 30 gezichten gezien hebben. Ik moest mijn zoontje vaak ‘s morgens afzetten met de melding: ‘Hier is hij, ik heb jou nog nooit gezien, jij kent hem niet, hij heeft het moeilijk, maar ik moet gaan werken en moet hier voor vijf uur terug zijn’. Dat is niet haalbaar. En ik wijs zeker niet naar de sector, want ze deed wat mogelijk was. Maar het volledige systeem werkt niet meer.

Noëmie: Het mag ook niet alleen gaan over ‘er zijn te weinig plaatsen’, want dan creëert de overheid ze bij zonder structureler na te denken. Je moet het grotere plaatje schetsen. Daarin past dus dat beeld van ‘9 is te veel’ (de kindratio van één begeleider voor negen kinderen) tegen zo’n slechte verloning en arbeidsomstandigheden. En de eerste groep die dat voelt, zijn de kinderbegeleiders. Je kan niet vragen dat één iemand alleen voor negen kinderen zorgt. En op het moment dat er iemand naar het toilet moet, staan ze alleen voor achttien kinderen. Dan mag je nog de beste kinderbegeleidster zijn, dat is niet veilig. Het punt dat wij wilden maken, was dat de overheid omstandigheden creëert waarin het alleen maar fout kon gaan en gegaan is.

Joachim: Daarom vertrokken al mijn berichten op sociale media bijna altijd vanuit de boodschap: de kinderbegeleiders verdienen beter of hebben meer nodig dan dat ze nu krijgen, en dat heeft gevolgen voor de ouders.

Jullie hebben verteld over het falende systeem. De zorglast is hoog voor ouders en verzorgers, maar ook voor grootouders en andere zorgberoepen. Je voelt de zoektocht naar een brede beweging. Hoe geraak je voorbij dat individuele niveau als je eigen zorgen zo groot zijn?

Noëmie: Het is niet zo gemakkelijk om beweging te maken rond kinderopvang, zeker als je je alleen maar richt op de mensen die op dat moment de gebruikers zijn. Dat is een kleine groep. Bovendien gaat je kind al bij al 2,5 jaar naar de opvang. Dat is beperkt, je bent er bij wijze van spreken van af als je eruit stapt. Ons punt is: dit gaat over zoveel meer. Dit gaat niet alleen over ouders die niet kunnen gaan werken, omdat ze geen opvang hebben. In ons Crisiskabinet zit een koppel: zij is huisarts en haar man staat in het vierde leerjaar. Als hun crèche sluit, dan is er ofwel een volle wachtzaal ofwel een klas zonder leerkracht. Daardoor is de kinderopvang een didactisch voorbeeld, omdat het vaak aan het begin staat van een keten, van een economisch model ook.

Joachim: Ooit organiseerden we een grootoudernamiddag. Als je de grootouders mee hebt, dan wordt dat een grote groep. Het vertakt snel, waardoor we effectief beweging konden maken.

Noëmi: De maatschappelijke aandacht voor de eerste leeftijd – de eerste 1000 dagen – en voor ouderschap in het algemeen stijgt. Veel ouders worstelen met hun ouderschap. Dat is een soort generatieconflict, want waarom vindt deze generatie het ouderschap zoveel zwaarder? Ik vind het niet slecht om dat te verbinden. Want tegelijkertijd storten er publieke diensten in – niet alleen de kinderopvang, maar ons volledig zorgsysteem wankelt – en wordt er vanuit de overheid veel meer verantwoordelijkheid bij het individu gelegd. Dat zijn interessante debatten.

Die debatten voer je niet alleen publiek. Het gedeelde thema schuilt ook in partnerschappen en verbondenheid met spelers op het middenveld. Wie deelt jullie inzet op het thema?

Joachim: VOKA bijvoorbeeld, zij vragen ook naar oplossingen, omdat ze merken dat er veel werknemers in de problemen zitten en dat gevolgen heeft op de werkvloer, waardoor ook de werkgevers worden getroffen.

Noëmie: Na de Septemberverklaring van 2022 startte minister van Welzijn Crevits een Toekomstgroep met daarin de belangrijkste stakeholders zoals werkgevers en vakbonden, de Gezinsbond, het Netwerk tegen Armoede, experten zoals professor Wim Van Lancker en Michel Vandenbroeck … Ook de sectororganisaties van De Eerste 1000 Dagen mochten mee aan tafel, daar waren ze heel blij mee. Feministische organisaties – die altijd voor een delegatie in het parlement zorgden – zijn ook mee aangesloten. Wijzelf hebben besloten om dat niet te doen, omdat we ons vertegenwoordigd voelen door wie wel aan tafel zit en omdat er genoeg expertise aanwezig is. Bovendien wilden wij focussen op onze rol als oudergroep. Als ouders kunnen wij een hardere taal spreken dan de sector. Wij kunnen het meest kritisch zijn, ook naar de overheid toe.

Joachim: Bovendien heb ik de kennis en kunde niet om aan mee aan tafel te discussiëren, ik hoef dat ook niet op te lossen. Maar ik kan wel het thema een heel jaar lang warm houden. Met nog honderden ouders achter mij. Dat verhoogt de druk. Het is niet dat wij zo graag elke woensdag met een kleuter naar het parlement trokken. Maar de impact was groot.

Was de impact groot genoeg? Is er perspectief, zeker sinds de Septemberverklaring van 2023 met de belofte van forse nieuwe investeringen? Heeft het Crisiskabinet als burgerbeweging haar doel gehaald?

Joachim: We waren effectief het eerste punt in de bespreking van de Septemberverklaring. Dat maakt ons gelukkig. Onze acties hebben daartoe bijgedragen, dat geloof ik wel. De overheid trekt 270 miljoen euro uit. Dat is een aanzienlijk bedrag, zeker in vergelijking met andere sectoren. Als leek vind ik het moeilijk om daarop commentaar te geven, we hopen vooral dat ze het goed invullen.

Noëmi: Dit is een erg technisch dossier, je kan dat zo moeilijk publiek vertalen. We proberen dat, we vragen wat beleidsbeslissingen betekenen en proberen te begrijpen naar wat er gezegd wordt. Omdat we moeten evalueren. Om onze communicatie te bepalen. In het voorjaar komt de Toekomsttafel naar buiten met haar visie en resultaten. Dan vind ik het logisch dat de overheid naar hen luistert. En de invulling is inderdaad cruciaal. In september lanceerde het Vlaams Welzijnsverbond nog snel een duidelijke petitie met de vraag naar “betere opleiding”, “lagere ratio” en “betere werkomstandigheden”. Omdat ook zij aanvoelden dat het debat vooral over plaatsen creëren – de economische functie – ging. “Vanuit die Toekomstgroep schrijven we de kinderopvang van de toekomst uit”, klinkt het bij politici. Ik ben benieuwd om te zien hoe ze dat gaan doen. We staan voor een verkiezingsjaar waarin wij van elke partij willen zien dat ze de kinderopvang niet vergeten is.

In dit dossier is de verhouding tussen ‘de politiek’ en ‘het politieke’ getekend door overleg in die Toekomstgroep, maar toch ook door felle kritiek?

Noëmie: Ik kan niet zeggen dat mijn partijpolitiek vertrouwen zeer hoge toppen heeft gescheerd in dat parlement. Je zit daar met gedupeerde ouders, vaak ook met mensen uit de sector. Het was frustrerend en pijnlijk om te horen hoe politici in algemene termen naast de kwestie praten. Dit is nochtans geen probleem in Vlaanderen alleen of van deze regering, je ziet het ook in omringende landen.

Joachim: Ik vroeg me vaak af of de politiek deze crisis genoeg vat. Ze grijpen soms terug naar antwoorden van 20 jaar geleden. Ik voelde me niet vaak vertegenwoordigd. Voor mij gaat dit ook over samenwerken. Ik zit in die zaal van het Vlaams Parlement, omdat de oplossing vanuit die zaal moet komen – nergens anders. Dat niveau moet beslissen. Daarom is het belangrijk om die urgentie over te brengen, zodat zij ermee aan de slag gaan.

Noëmi: Absoluut. Niet iedereen komt met dezelfde oplossingen. Bovendien willen we niet gewoon ‘een’ oplossing, maar wel een goede en duurzame oplossing. Daarvoor zijn wij kritisch. Daar kan je ook een verschil maken door de verschillen rond de tafel in te zetten. We weten dat deze crisis niet in een knip opgelost kan worden. Dat verwachten we ook niet, maar we verwachten wel toekomstplannen. Veel oplossingen die nu naar voren worden geschoven, zijn economisch ingegeven. De federale regering maakt flexi-jobs in de kinderopvang mogelijk, de Vlaamse regering laat logistieke medewerkers meetellen in de ratio om kinderbegeleiders te ondersteunen. Dat creëert een onveilige situatie. Als dat meetelt, bestaat het risico dat je dubbel zoveel kinderen mag opvangen, omdat er een poetshulp is aangenomen. Zo kan je inderdaad die economische functie ondervangen, maar wij hameren fel op de pedagogische en sociale functie van kinderopvang. Dat maakt dat de crisis van de kinderopvang politiseert. Het thema doorbreekt het individualiserende verhaal van “jij met je kind, alleen op je eilandje, eventueel met een ploeterende grootouder erbij”. Er zijn publieke diensten nodig, daar kunnen we moeilijk naast.

Een van dé vragen die journalisten ons altijd gesteld hebben was waarom we dit aan de overheid vroegen. Waarom we het zelf niet oplosten door bijvoorbeeld meer privécrèches te organiseren. Dan kom je erg dicht bij het kerntakendebat. Kinderopvang is een van de pijlers in onze samenleving.

Het is inderdaad een verhaal dat resoneert. Hoe belangrijk zijn sociale media daarvoor?

Joachim: Voor mij is dat deel van de actie, omdat het snel en effectief aanzet tot eenvoudige acties. Voor een sintactie hebben we kleurplaten gemaakt en uitgedeeld in verschillende crèches, de kinderen konden ze inkleuren. Aan ouders en begeleiders vroegen we om die tekening te verspreiden op sociale media. We hebben die tekeningen in een grote jute sintzak afgegeven aan de minister. En als dan ook grotere profielen met veel volgers – zoals Noëmi – die acties delen, dan groeit je bereik. Onze boodschap is simpel genoeg om ze breed te verspreiden.

Ook al is het een technisch verhaal over kindratio en personeelszaken. We konden dat vertalen naar een breed publiek. Visueel vond ik dat het makkelijkste vatbaar in de tekening van de begeleider met 9 kinderen. Je ziet negen kinderen zitten in haar nek, op haar schouders, op de grond … Wie dat ziet, denkt: dit is niet goed, dit is te veel. De tekening werd massaal gedeeld, en ook omhoog gehangen in crèches.

Noëmi: We hebben het expres vaak schattig gemaakt, omdat dat makkelijker verteerbaar is dan alleen maar boze verhalen. Om onze demografie te bereiken, is Instagram het gemakkelijkste medium. Daar zitten nu eenmaal die dolgedraaide, scrollende ouders (lacht). Het is een dankbaar platform om op een laagdrempelige manier te vragen of ze een poster willen kleuren en delen. Zo probeerden we de drempel zo laag mogelijk te leggen om deel te nemen.

En toch zijn er ook altijd heel veel ouders – die sluitingsdagen aan het opvangen waren – mee naar het parlement gegaan. Dat is niet simpel. Het is belangrijk om zichtbaar te zijn en te blijven. We vonden het bijvoorbeeld evident om mee te stappen met de nonprofit betoging.

Joachim: Sociale media alleen zijn onvoldoende om tot een beweging te komen. Voor mij moet er ook een actieve, mobiliserende component zijn. Maar niet iedereen heeft de mogelijkheid om fysiek te participeren, waardoor breed gedragen acties op sociale media ook effectief de kans bieden om mee te helpen. En dat is positief.

Aan de andere kant zie je ook dat zo’n hashtag #9isteveel het heel concreet maakt. Het geeft mensen ook de mogelijkheid zich iets toe te eigenen.

Noëmi: Het ging ons niet over de morele boodschap van ‘9 is te veel’, maar over de concrete, materiële boodschap. Negen heeft een duidelijke fall-out. Daarmee willen we mensen bereiken. Zo kunnen we ons richten op het Vlaamse beleidsniveau om zaken te vragen die helemaal zijn afgetoetst met de sector. We hebben daar veel over nagedacht. Hoe willen we ons positioneren? Willen we mee in dat Toekomstoverleg? Hoe verhouden we ons tot de vakbond? …

Het voorbije jaar heeft de media de kinderopvangcrisis uitgediept en structureler in beeld gebracht. We waren het eerste item in de beleidsverklaring. Het gesprek in de samenleving wordt gevoerd. Ook al zijn we het niet allemaal eens of dragen we niet dezelfde oplossingen naar voren, toch zien we ook de verwezenlijkingen. We hebben zichtbaarheid gegeven aan een sector die zich lang onzichtbaar heeft gevoeld. Dat moeten we nu warm houden, want dit mag nooit meer gebeuren.

Joachim Bodere

Ik ben zeker geen expert in de inhoudelijke en technische materie, maar ik ben wel de expert in mijn eigen situatie en in de crisis in de praktijk.

Door de individuele vragen hoger te tillen, ga je voorbij de individuele oplossingen en kom je tot een bredere beweging?

Noëmi: We onderstrepen dat verzet – in het parlement je kop tonen en tamtam maken – werkt. Ook al geloven mensen dat niet.

Joachim: Ja, maar dan moet je er voluit voor gaan en blijven doorgaan. En je moet vooral een goed verhaal hebben: simpel en duidelijk, waarvan veel mensen last hebben en waarin ze zich kunnen herkennen. Dan ben je vertrokken. Want het gaat niet over een individuele ervaring, maar over een breed gedragen verhaal, dat mensen stimuleert om er effectief iets aan te doen.

Dit artikel verscheen eerder in het Socius-magazine 2O23 ‘Alles politiek’, dat je hier kan downloaden.
Foto’s en illustraties: © Crisiskabinet Kinderopvang